Pleidooi voor de ReclameCode-Commissie, november 2015, bedoeld om het contrast te laten zien tussen de claims van Rabobank over dierenwelzijn en de feitelijke gang van zaken in de veesector, waar Rabobank de grootste financier is.
In Nederland is Rabobank marktleider in agrarische financiering, met een aandeel van meer dan 84%. Buiten Nederland ligt de focus bijna uitsluitend op de agro- en foodsector, en de bank claimt wereldwijd de leidende bank te zijn in deze sector. Rabobank is betrokken bij zeer grote internationale projecten – veelal in landen waar dierenwelzijnseisen minimaal of geheel afwezig zijn (bv. Azerbeidjaan, Thailand, China) en waar de bank dus als enige toezicht zou moeten houden op het door haar verlangde dierenwelzijn. Gezien de grote rol van Rabobank in deze sector, in Nederland en wereldwijd, kunnen de keuzes van de bank echt verschil maken. Des te opmerkelijker is het dat er bij veel van deze bedrijven ernstige misstanden zijn op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Enkele voorbeelden:
Rabobank zegt ‘continu in gesprek’ te zijn met haar boeren, maar hoe effectief is die dialoog? Misschien zijn het gewoon mailtjes waarin de ene belanghebbende de andere geruststelt. Missstanden komen steevast aan het licht door dierenwelzijnsorganisaties, niet door interventies van Rabobank. De gesprekken zijn vertrouwelijk, zegt de bank, dus we kunnen alleen afgaan op wat de bank doet. Rabo zegt zich actief in te zetten voor dierenwelzijn, duurzaamheid en wereldvoedselvoorziening maar investeert grootschalig in een sector die de wereldvoedselvoorziening bedreigt (voor 1 kg vlees is 4 à 8 kg graan nodig) en een zeer grote rol speelt in klimaatverandering. In een onderzoek van de Eerlijke Bankwijzer kon Rabobank niet aantonen dat zij een significant deel van de varkenshouders heeft geholpen om over te stappen op diervriendelijker huisvesting. Integendeel, veel varkensboeren staat het water zozeer aan de lippen dat ze niet eens geld meer hebben om hun varkens te voeren en geneesmiddelen te verstrekken waar nodig, en deze boeren verwijten dit de Rabobank: de gigastallen elders in de wereld waarin de bank investeert beconcurreren de Nederlandse boer, en kleine boeren betalen voor hun lening een veel hogere rente dan grote. Uit de herhaalde schandalen bij Tyson blijkt ook dat de bank niet optreedt wanneer haar welzijnseisen aantoonbaar en in zeer ernstige mate worden geschonden. Ondertussen, in reactie op vragen hierover, twittert de bank weer monter (september 2015): Wij hebben geen signalen dat ze niet voldoen aan de duurzaamheidseisen. Wij gaan nav het rapport in gesprek met de klant. En: De Rabobank verwacht van bedrijven die zij financiert, dat zij de eisen van de bank op het gebied van dierenwelzijn naleven. Maar door steeds te zeggen dat je het verwacht, wordt het niet waar. Dat Rabobank op papier heeft gezet ‘wat zij belangrijk vindt en verwacht van haar klanten’ (reactie p.2) maakt zo te zien op deze grote klanten in elk geval weinig indruk. Maar het blijft niet bij dergelijke incidentele uitwassen, de schendingen van Rabobanks dierenwelzijnsprincipes en de vijf vrijheden van dieren zijn veel structureler, ze zitten ingebakken in de gehele sector. Ik heb dit hieronder uiteengezet voor de Nederlandse veehouderij, internationaal gezien een van de meest gunstige landen waar het gaat om wettelijke dierenwelzijnseisen.
Volgens Rabobank is er in de sector een ‘stapje-voor-stapje beweging in de goede richting’ (reactie p. 3). Dat is juist, maar de rol van Rabobank in die ontwikkeling is nihil. De verbeteringen in de Nederlandse veehouderij in de afgelopen jaren (die overigens marginaal zijn in het licht van de idealen van Rabobank over de vijf vrijheden) zijn toe te schrijven aan toegenomen bewustzijn bij een deel van de burgers/consumenten, acties van onder meer Wakker Dier tegen de plofkip en het batterij-ei, en het feit dat er voor het eerst sinds zeer lange tijd geen CDA-bewindspersoon op Landbouw zit en de Tweede Kamer een (in theorie) diervriendelijke meerderheid heeft. De Rabobank speelt in dit alles geen enkele rol als trekker, hooguit als volger van de maatschappelijke trend. Rabobank speelt ook geen rol van betekenis in Nederlandse innovaties die het probleem van klimaatverandering en dierenwelzijn écht oplossen, volgens o.a. VNO-NCW, zoals kweekvlees en vegetarisch vlees.
Ik heb er inderdaad bezwaren tegen dat Rabobank, door haar keuzes bij de financiering van de intensieve veehouderij, heeft bijgedragen aan de huidige verziekte sector en al haar uitwassen, en deze nu in stand helpt houden. Maar ik begrijp ook dat de RCC daar niet over gaat. Mijn beroep is erop gericht te laten zien dat de uiting van Rabobank misleidend is, omdat de claims in deze uiting een totaal ander beeld oproepen dan de werkelijkheid in de veehouderijen die door Rabo (mede) worden gefinancierd. Ik zou natuurlijk veel liever zien dat Rabo haar investeringsbeleid veranderde waardoor de claims correct zouden zijn. Maar zolang dat niet het geval is, kan ik alleen deze claims aanvechten.
Alleen al in Nederlandse stallen wordt wetenschappelijk aantoonbaar en evident niet aan deze eis voldaan. Enkele voorbeelden uit het rapport van Dier&Recht/Varkens in Nood:
Wat betreft ‘levenslust’: Varkens in natuurlijke omstandigheden fourageren 6 tot 8 uur per dag. Ze eten van alles, knollen, wortels, gras, insecten, eieren. In de vee-industrie krijgen ze een smakeloze brei die ze binnen korte tijd naar binnen hebben geschrokt, daarna volgt de hele dag verveling.
Wat geldt voor varkens, geldt ook voor kippen.
Koeien grazen steeds minder in de wei en staan de hele dag op stal.
Het woord ‘levenslust’ in deze context is een lachertje, het leven is voor deze dieren een hel. Maar dat komt niet primair door het voedingsregime; zie verder.
Ook deze eis wordt wetenschappelijk aantoonbaar en evident niet nageleefd.
Voorbeelden uit de Nederlandse veehouderij:
Door de chronische stress van veel dieren (zie 2) verzwakt hun immuunsysteem waardoor ze sneller ziek worden en ontstekingen krijgen. Voorbeelden van ziekten die veel voorkomen:
Dit is de reden waarom ze zoveel antibiotica krijgen. Nu het antibioticumgebruik wordt verminderd (niet onder invloed van Rabobank maar door wettelijke regels), worden meer dieren ziek. De oorzaken waardoor de dieren zo snel ziek worden (teveel dieren op elkaar, teveel stress, te snel bij hun moeder weg waardoor ze geen weerstand opbouwen) worden niet weggenomen. Rabobank zou hier een sturende rol in kunnen vervullen, door alleen nog te investeren in bedrijven waar dieren langer bij hun moeder kunnen blijven, meer ruimte hebben, gelegenheid hebben om zelf een nest te maken, een uitloop naar buiten, enz. Veehouders die dit willen krijgen echter van Rabobank te horen dat dat ‘niet interessant’ is. Bedoeld wordt dat het te weinig oplevert.
De huidige intensieve veehouderij met al haar uitwassen en wetsovertredingen is voor een belangrijk deel zelfs veroorzaakt door het investeringsbeleid van Rabobank, dat is gericht op volume, zeggen veel boeren. Rabo investeert niet eens meer in kleinschalige veeteelt en stimuleert juist opschaling. Het standpunt van Rabobank is dat grotere veehouderijen net zo diervriendelijk kunnen zijn als kleine. Maar in grote stallen worden zieke dieren minder gauw opgemerkt en dus ook vaak niet tijdig behandeld. Er zou bijvoorbeeld wettelijk 2x per dag controle moeten zijn op de dieren, maar als je 90.000 kippen hebt is dat niet mogelijk. Heeft een derde daarvan pootwonden en –ontstekingen, dan is de wettelijk vereiste geneeskundige behandeling ook niet mogelijk.
Veel kleine boeren staat inmiddels water aan de lippen, ze maken weinig winst en soms zelfs verlies, maar ze moeten Rabobank blijven doorbetalen voor hun stallen. Hierdoor hebben ze geen geld meer voor geneesmiddelen bij ziekte en soms zelfs niet voor voeding.
Natuurlijk gedrag voor dieren is buiten leven: zelf grazen, wroeten, pikken. Zelf een partner zoeken, paren, een nest maken. In de intensieve veehouderij komen kippen, melkkoeien en varkens vrijwel helemaal niet meer buiten. Dit hangt samen met de grote aantallen, mede door Rabobank zo gestimuleerd in het verleden en nog steeds. Vanwege het mestvolume kunnen dieren in grote veehouderijen per definitie niet meer naar buiten.
Andere voorbeelden van natuurlijk soorteigen gedrag dat onmogelijk is voor dieren in intensieve veehouderij:
Voor alle zekerheid wil ik onderstrepen dat natuurlijke instincten niet verloren gaan bij het fokken in de veehouderij. Een kip uit een legschuur die nog nooit de bodem onder de poten heeft gevoeld, gaat direct met de poten in de aarde om insecten te zoeken zodra je haar op de grond zet. Een zeug die is grootgebracht tussen de stangen en er zelf tussen heeft gelegen met haar biggen, weet direct wat te doen als ze de kans krijgt om een nest te maken. Deze instincten zijn dus nog ten volle in de dieren aanwezig.
Dat de dieren sterk beperkt worden in het uitoefenen van hun natuurlijke gedrag (zie hiervoor) veroorzaakt mentaal lijden en stress. Melkkoeien kunnen totaal van streek raken nadat hun kalf wordt weggenomen. Veel koeien blijven passief, maar dat is toe te schrijven aan hun totale uitputting (zie de eerder genoemde documentaires van Zembla en Radar) en het feit dat ze dit jaarlijks meemaken en afgestompt raken. (Inmiddels wordt er al gesproken over de rendabiliteit van een kortere ‘tussenkalftijd’, waardoor ze nog vaker dan eens per jaar een kalf krijgen.) Kalfjes die kort na de geboorte bij moeder worden weggehaald, in een kruiwagen gelegd en dan in een plastic box gezet, moederziel alleen, ervaren stress. Voor een echt groepsdier als de koe is het een verschrikkelijke en traumatische ervaring om direct na de geboorte (binnen 48 uur) bij moeder weggehaald te worden en alleen in een box gestopt te worden. De kalfjes hebben een sterke zuigreflex en zuigen op alles wat ze kunnen vinden (meestal is er niets, maar soms bijvoorbeeld de rand van een emmer).
Zoals eerder opgemerkt ervaren veel dieren chronische stress doordat ze met teveel soortgenoten die ze niet kennen te dicht op elkaar zitten.
Dan is er nog de stress bij het vervoer naar het slachthuis en ter plaatse naar de slachtbank. Er kan van alles gedaan worden om die stress te reduceren (bv. harde geluiden van dichtklappende hekken), maar dit zijn geen eisen die Rabobank stelt. De opschaling die door Rabobank wordt aangemoedigd speelt ook hier een negatieve rol. Zo is het in korte tijd vangen van duizenden kippen die naar de slacht moeten veel stressvoller dan bij kleinere aantallen. In een kleine stal kun je de dieren tijdens de slaap oppakken, twee tegelijk volgens de Zweedse methode (één onder elke arm), en heel rustig verplaatsen. Bij duizenden kippen is dat niet mogelijk en is het meer een soort graaien naar al wat fladdert en dan bij elkaar proppen in kratten. Normaliter kun je een kip overigens wel bij de vleugels pakken, maar de kippen in de legvee-industrie zijn al dermate verzwakt dat dat vaak niet kan zonder breuken te veroorzaken.
Het vervoer van vaak nog jonge dieren over soms duizenden kilometers, naar landen waar de omstandigheden in slachthuizen erbarmelijk zijn (bv. Gaza), betekent voor de dieren dat na een uitputtende reis hun lijden nog bij lange na niet ten einde is. Onze dierenwelzijnsregels doen er niets meer toe als de dieren in die landen komen. Rabobank zou kunnen meewerken aan een oplossing daarvoor, door mee te denken over manieren om de dieren hier te slachten. Dat zou nu écht veel mentaal en fysiek lijden helpen voorkomen. Maar dat is duurder en dus – alweer – voor de bank ‘niet interessant’.
Uit het voorafgaande en uit de bijgevoegde rapporten blijkt evident dat de vijf vrijheden op grote schaal geweld wordt aangedaan. Bovendien is gebleken dat zelfs de minimale eisen die wettelijk worden gesteld, in de veehouderij standaard worden overtreden. Dit kan ook niet anders bij dergelijke grote aantallen, heb ik laten zien aan de hand van enkele voorbeelden.
Na de beschrijving van de vijf vrijheden van dieren beschrijft Rabobank specifiek de eisen die ze stelt aan het houden van landbouwhuisdieren. Ik ga daar niet op in omdat dit stuk dan een heel boekwerk zou worden, maar voor een deel komen de bezwaren op hetzelfde neer. Er staat bijvoorbeeld:
Dat deze woorden niet stroken met wat feitelijk gebeurt in de intensieve veehouderij is uit het voorafgaande al gebleken.
Ik heb nog nooit gehoord dat Rabobank hierop controles uitoefent. De dierenwelzijnseisen lijken meer een verhaak voor de bühne dan dat Rabobank zich er echt bij betrokken voelt. Rabobank zegt (op Twitter, in antwoord op vragen): als door een veehouder “de eisen niet nageleefd worden, gaan wij niet meer met dat bedrijf in zee.” Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want het geld is dan al geïnvesteerd in de stallen en de bank wil het terug, met rente. Als Rabobank serieus wil dat dieren niet ziek worden, moet ze eisen stellen aan de bouw van de stallen vóórdat ze investeert. Maar dan gaat het om precies die voorzieningen die niet direct veel opleveren in termen van volume en waar de bank dus geen interesse in heeft. De bank draagt dus bij aan de huidige welzijnsproblematiek door haar eenzijdige gerichtheid op volume. Dit is de bank veel meer kwalijk te nemen dan de boeren, die veelal klem zitten in de vrije markt. Als grootste investeerder in de veehouderij heeft Rabobank de macht om echt een ommezwaai te genereren naar een andere, meer diervriendelijke en kwalitatief hoogwaardige productie, waar de welzijnseisen op papier daadwerkelijk worden nageleefd. Maar dat lijkt wel het laatste waar de bank mee bezig is.
Aanleiding tot mijn klacht was mijn vraag via Twitter aan Rabobank wat 'ongemak voorkomen' betekent voor dieren in de intensieve veehouderij. Rabobank kwam niet verder dan een verwijzing naar hun site, waar enkel holle woorden staan die niet stroken met de praktijk. Wel is te lezen dat Rabobank de “afgelopen vier jaar de grootste financier van de mondiale vee- en vleesverwerkende industrie” is geweest. Rabobank investeert grootschalig in deze sector, die wereldwijd de grootste bijdrage levert aan broeikasgassenuitstoot (groter dan alle vervoer bij elkaar); met het dierenwelzijn in deze sector is het zo droevig gesteld dat de Engelse krant The Guardian deze massale en permanente exploitatie onlangs ‘the worst crime in history’ noemde.
Ik heb het uitsluitend gehad over de omstandigheden in Nederland omdat daar het meest over bekend is, maar buiten Europa zijn dierenwelzijnsregels vaak helemaal afwezig. Niettemin investeert Rabobank ook daar in grootschalige intensieve veehouderij. Gezien de zeer minimale of zelfs afwezige eisen aan dierenwelzijn buiten Europa, moeten we aannemen dat de omstandigheden in de veehouderij daar nóg ongunstiger zijn voor de dieren.
Ik heb een beschrijving gegeven en onderbouwd van de standaard praktijken in de reguliere veehouderij. We mogen aannemen dat Rabobank, als grootste investeerder in deze sector, ook investeert in stallen waar deze praktijken gangbaar zijn. Veel misstanden die ik heb beschreven zijn op te lossen met andere stalconcepten waarin dieren bij hun moeder kunnen blijven, in hun eigen groep of kudde leven, naar buiten kunnen, enzovoort. Rabobank investeert hoofdzakelijk in de stallen die de huidige ellendige leefomstandigheden van landbouwdieren in stand houden, en stimuleert daarbij nog verdere opschaling met als gevolg dat de welzijneisen nog minder goed kunnen worden nageleefd.
Foto: zeug met biggen op zogenoemde welzijnsmat.