OH ZALIGE ONWETENDHEID

Waarom je vooral ziet wat je wílt zien

NRC

Een prettig leven leiden én een schoon geweten hebben? De spindoctor in ons hoofd zorgt ervoor, schrijft Roos Vonk. Strategisch onwetend zijn we allemaal.

Mijn kat komt geregeld thuis met een levende muis. Ze houdt die beestjes heel voorzichtig beet, zodat ze er nog tergend lang mee kan spelen. Meestal kan ik ze redden uit haar bek en ze buiten weer loslaten. De kat moet dan een uurtje binnen blijven, dan kan de muis bijkomen. Ik heb geen idee of zo’n muis kans heeft of misschien toch inwendig gewond is en daarna een langzame dood sterft. Ik zou het misschien kunnen opzoeken: de statistieken over de overlevingskansen, of de inschattingen van muizenkenners.
 
Ik ben daar wel benieuwd naar. Waarom heb ik het dan nog nooit opgezocht? Ja, daar vraag ik mezelf wat. Stel je voor dat ik ontdek dat zo’n muis negen van de tien keer toch sterft, na een lange lijdensweg. Dan kan ik mezelf er de volgende keer niet meer zo makkelijk vanaf maken. Dan moet ik toezien hoe de kat hem doodt tijdens een sadistisch spel, of hem zelf doden om zijn lijdensweg te bekorten – whaaa!! Of ik moet met elke muis naar de dierenarts, twintig minuten hier vandaan. Allemaal zeer onaantrekkelijk opties. Dan kan ik het beter niet weten, toch? Ik kan er beter niet te veel over nadenken. Erop vertrouwen dat de muis zijn herwonnen vrijheid viert en ik hem gered heb.
 
Ik schaam me niet voor mijn laffe houding, want als sociaal-psycholoog weet ik dat het menselijk is: vermijden dat we informatie krijgen die onprettige implicaties voor ons heeft. Zo is uit Amerikaans onderzoek bekend dat mensen informatie uit de weg gaan over vervuiling, kinderarbeid en dierenleed bij de productie van artikelen die ze kopen. Ze willen liever weten wat voor wassing een spijkerbroek heeft gehad dan of er kindertjes zijn uitgebuit om hem te maken. Dit heet strategische onwetendheid: als je het niet weet, kun je er geen rekening mee houden en kun je zonder wroeging kopen waar je zin in hebt.
 

‘Slimme onbewuste’

Zo ben ik niet, denkt u misschien. Laat me dan, op het gevaar af dat u niet verder leest, uitleggen dat u dat helemaal niet weet. Want mensen steken niet bewust hun kop in het zand, anders werkt het natuurlijk niet. Dan zou je immers denken: ik ben nou wel reuzetevreden met mijn lekker goedkope nieuwe aankoop, maar dat komt alleen doordat ik mijn ogen sluit voor arme stakkers elders op de wereld die de prijs betalen. Dan is de lol er natuurlijk gauw af.
 
Maar hoe weten we welke informatie we uit de weg moeten gaan als we die informatie niet eens hebben gezien? Hoe doen we dat? Dat is te danken aan ons geroemde ‘slimme onbewuste’: we hebben onbewust een veel grotere capaciteit tot informatieverwerking dan bewust. Net als de spindoctor van een politieke partij, die achter de schermen werkt waardoor je hem nooit ziet (als het goed is), hebben we in ons brein ook een soort onzichtbare spindoctor, die ons welzijn en ons beeld van onszelf als moreel goede mensen bewaakt. Die kan, zonder dat we er iets van merken, onze aandacht sturen waardoor we dingen die ons niet goed uitkomen niet zien – of, als we ze toch zien, er een draai aan geven, of zorgen dat we het snel weer vergeten. We oordelen hard over de morele amnesie van Rutte, maar het is een heel algemeen verschijnsel.
 
Het is te vergelijken met een brief of een e-mail waarbij je aan de envelop (bijvoorbeeld een blauwe) of de titel al enigszins kunt inschatten waar het over gaat. Onbewust kun je een snelle screening maken van allerlei aanwijzingen, waardoor je weet dat de inhoud je niet gaat bevallen – en besluiten die brief niet te openen en er niet meer aan te denken. Later zeg je dan, in alle oprechtheid: daar wist ik niets van.
 

Schemergebied

Ons slimme onbewuste kan allerlei mogelijke ongewenste implicaties snel screenen vóórdat we onze bewuste aandacht erop richten. Die ‘ongeopende post’ kan hooguit een vaag sluimerend gevoel van onbehagen geven. Denk bijvoorbeeld aan mensen die door hun partner worden bedrogen. Hun innerlijke spindoctor kan jarenlang hun welzijn beschermen door alle signalen af te dekken, zodat die niet worden opgemerkt of anders worden geïnterpreteerd (‘Mijn partner heeft het razend druk, dus die maakt ’s avonds alleen nog maar even een ommetje om het werk van zich af te zetten en valt dan doodmoe in slaap’).
 
Later, als ze er niet meer omheen kunnen, zeggen ze: in mijn hart voelde ik het de hele tijd al. Vaak schrijft men dit gevoel toe aan een soort zesde zintuig, maar het is gewoon het gevolg van aanwijzingen die voor het oprapen lagen en die men heeft genegeerd.
 
In veel van dit soort situaties zitten we in een groot schemergebied tussen iets niet wíllen weten en niet kúnnen weten. Er hangen in de winkel geen labels aan kleding (‘Hier zijn kinderen voor uitgebuit’), spullen (‘Deze fabriek is een mega-vervuiler’) of voedsel (‘Hier zijn dieren voor gemarteld’). Anderzijds is al die informatie natuurlijk wel te vinden – met enig speurwerk, dus je moet er meer moeite voor doen. Zijn we dan blij als een ander het ons makkelijk maakt en ons die informatie kant-en-klaar voorschotelt? Natuurlijk niet, dat is een moraalridder die zich superieur voelt en ons een andere keus wil opdringen: vanachter de schermen springt de spindoctor onmiddellijk te hulp met het frame ‘deugkneus’.
 
Het komt erop neer dat we twee dingen willen: een schoon geweten én een prettig, makkelijk leven, dus onszelf geen genoegens ontzeggen of extra moeite of geld spenderen aan ethisch verantwoorde keuzes. Dankzij de spindoctor kan het allebei.
 
Maar daar bent u toch zeker zelf bij? U hebt een goed stel hersens, u hebt levenservaring, u zou het toch echt wel weten als u zichzelf alsmaar voor de gek hield. Maar vergeet niet, die spindoctor zit in uw eigen hoofd. Dus als u intelligent bent, is hij dat ook. Met de volwassenwording neemt ons denken toe in complexiteit. De middelen in de onbewuste trukendoos worden dan eveneens complexer. Simpele strategieën als botte ontkenning (‘Onzin, jij bent zelf stom’) worden te doorzichtig en worden verlaten: dan zouden we het zelf in de gaten krijgen.
 

Retorisch talent

Hoe slimmer mensen zijn, of hoe meer kennis ze ergens van hebben, des te creatiever en flexibeler weten ze de speelruimte tussen wens en werkelijkheid te benutten om bij het gewenste resultaat uit te komen. Meer kennis of intelligentie biedt ook de mogelijkheid om die uitsluitend te gebruiken wanneer het helpt, maar juist níét zodra het een ongewenste conclusie zou opleveren. Zo bleek in een Amerikaans onderzoek dat deelnemers die bij een neutrale taak blijk gaven van veel rekenkundige bekwaamheid, plots door deze vaardigheid in de steek werden gelaten wanneer de opgave zodanig was geformuleerd dat de uitkomst tegen hun politieke voorkeur in ging. En mensen met een hoog IQ lijken hun redeneervaardigheden vooral te benutten om argumenten te bedenken voor stellingen waar ze het mee eens zijn. Zijn ze het ermee oneens, dan verdampt hun retorisch talent.
 
Dit betekent dat niet alleen onze waarneming selectief is, maar ook onze intelligentie. Intelligentie is dus niet noodzakelijkerwijs een remedie tegen zelfbedrog. Integendeel, voor een realistische kijk op de wereld heb je niets aan een goed stel hersens wanneer ze door je spindoctor in gebruik zijn genomen.
Is er een uitweg? Het begint in elk geval met erkennen dat je maar een mens bent net als iedereen, met dezelfde gebreken en dezelfde neiging tot gesjoemel met je geweten. Met die erkenning kun je een houding van waakzaamheid kweken. Af en toe pas op de plaats maken, jezelf herinneren aan je morele waarden – juist op momenten dat het niet goed uitkomt –, je afvragen of het denkbaar is dat je informatie hebt genegeerd, te licht gewogen, of er een draai aan hebt gegeven die je goed uitkwam. De onprettige mogelijkheid onderzoeken dat je net zo hypocriet bent als iedereen. Of beter, ga daar maar gewoon van uit.
 
Dat is een begin, maar dan ben je er nog niet, kan ik inmiddels zeggen. Toen ik me ervan bewust werd dat ik me van de domme hield wat betreft de muis, was ik het aan mijn geweten verplicht de overlevingskansen van muizen na een kattenaanval te onderzoeken. Nu heb ik de indruk dat niemand dat wil weten, want ik kon daar op internet niets over vinden. ‘De enige oplossing is je kat wegdoen’ zag ik ergens staan. Dat heb ik snel weggeklikt.
 
Dit artikel van Roos Vonk verscheen in NRC op 29 januari 2024