Als kind leerde ik dat ik mijn mond moest houden wanneer volwassenen aan het woord waren en dat ‘kinderen die vragen worden overgeslagen’. Huilen hielp niks: ‘Kijk eens in de spiegel hoe dat eruit ziet! Dan lach je om jezelf en is het gelijk over.’ Het was een andere tijd. Zelfbeheersing en ‘verstandig zijn’ waren belangrijke deugden. Je was ‘niks beter dan een ander’ en tegenslag was ‘goed voor je karakter’.
Karakter: een woord dat we niet veel meer horen. Het is nu zaak alles uit het leven te halen, je unieke zelf en al je bijzondere talenten tot bloei te brengen, en vooral: trouw blijven aan je gevoel. ‘Ik voel het zo’, zeggen zelfs politici nu (denk aan Rutte die de afschaffing van de dividendbelasting ‘in al zijn vezels’ voelde). Bij grote beslissingen: volg je gevoel. Geef uiting aan je emotie, je hebt ‘recht op je gevoel’ en je geluk.
Tot op zekere hoogte is die emancipatie van het gevoel gezond. Onderzoek laat zien dat het onderdrukken van gevoelens lichamelijke stressreacties geeft en cognitieve prestaties kan belemmeren. Maar onze kritiekloze ‘omarming’ van het gevoel is óók ongezond. Het leidt bijvoorbeeld tot zelfabsorptie (zwelgen) en navelstaren.
Een ander probleem is dat emoties (een specifieke vorm van de algemenere term ‘gevoelens’) een blikvernauwing veroorzaken. Ze beheersen vaak alles wat er in je omgaat; je bent gefixeerd op één doel en negeert alles wat daar niet direct mee te maken heeft. In oorsprong heeft dit een adaptieve functie. Emoties zijn sterk verbonden met instincten die, net als bij alle dieren, het lust-onlust-principe volgen: benaderen wat prettig voelt, vermijden wat ongerief geeft. Instincten zijn gericht op het hier en nu. Het is van overlevingswaarde om voedsel direct naar binnen te snaaien als je niet weet of er morgen nog genoeg is.
Dat we dit nu nog steeds doen, in tijden van overvloed, heeft welbekende ongezonde gevolgen. In de huidige samenleving is het gevoel een slechte raadgever geworden. Ik ken iemand die zich wilde aanmelden bij de sportschool maar er, toen ze voor de deur stond, opeens ‘geen goed gevoel’ bij had. Zo weet ik er nog wel een paar. Belastingaangifte invullen? Hm, slecht gevoel over. Minder drinken? Mwoh, voelt nog niet als het goede moment.
Hoewel we de bedrieglijkheid hiervan wel inzien, blijkt het vaak echt moeilijk ons te houden aan voornemens die ongerief geven. Het streven naar snelle behoeftebevrediging, ten koste van duurzame resultaten en hogere idealen, zit diep verankerd in de aard van het beestje homo sapiens.
Op grotere schaal verklaart dit dat we onszelf zo in de nesten hebben gewerkt met het beheer van onze leefomgeving. Dankzij onze vergaande technologische ontwikkeling kunnen we zo’n beetje de gehele aardbol exploiteren en ruim boven onze ecologische voetafdruk leven. En wat we kúnnen, dat doen we: want we zijn van binnen nog altijd primitievelingen die handelen op basis van het motto ‘hebben is houden’ – ook al is dat allang niet meer waar in een samenleving die de aarde uitput alsof er nog twee reserveplaneten zijn.
In feite is onze emotionele ontwikkeling vergaand achtergebleven bij de technologische. Of iets goed of slecht voelt, wordt sterk bepaald door een hedonistisch, primair reagerend wezen in ons, een kleuter die niet verder kijkt dan z'n neus lang is. Een uitermate slecht kompas wanneer directe behoeftebevrediging schadelijk is voor grotere belangen die niet direct in beeld zijn.
De blikvernauwing die inherent is aan emoties, leidt tot een sterke drang om het gevoel te volgen. Dat geldt vooral voor actiegerichte emoties zoals woede. De korte lontjes van veel mensen zijn regelmatig in het nieuws. Bedenk dat bijna niemand ‘s morgens opstaat met de vraag: wie zal ik vandaag eens een klap verkopen of voor rotte vis uitmaken? In het algemeen vinden mensen zichzelf fatsoenlijk en maken ze zich zorgen om de wellevendheid van ánderen. Gebeurt er echter iets dat boosheid oproept, dan zijn narcistische kleuter-overtuigingen – zoals het idee dat je een heel bijzonder mens bent en ‘recht hebt op je gevoel’ – een explosieve cocktail.
De grenzeloosheid die we het gevoel toestaan heeft ook gevolgen in het dagelijks verkeer tussen mensen. Mensen dwingen hun zin en hun gelijk af omdat ze het ‘nu eenmaal zo voelen’. We hebben geaccepteerd dat we het gevoel serieus nemen, dus we kunnen moeilijk zeggen ‘Sodemieter op met je gevoel’. Zo verleren mensen zichzelf in de hand te houden en ontstaat een bepaalde mate van emotionele onzindelijkheid. We leven soms in een soort Jerry Springershow waar iedereen ‘Oh!’ en ‘Au!’ mag gillen bij wat hem wordt aangedaan – en politici dan ook nog zeggen dat we daar serieus naar moeten luisteren, uit angst dat de gillende kleuters anders wegrennen naar Baudet en Wilders.
Ook politici zelf uiten hun gevoel. Vroeger was dat een zwaktebod, en voor vrouwen is het dat vaak nog steeds – die worden meteen hysterisch of emotioneel genoemd – maar bij mannen kan het goed uitpakken. Emoties worden gezien als oprecht en authentiek. Politici maken hier strategisch gebruik van door emoties te veinzen met krachtig taalgebruik. Daarmee slaan ze twee vliegen in één klap, want ze kunnen het nieuws halen door zich ongewoon sterk uit te drukken (met termen die in feite vooraf uitvoerig zijn afgewogen: ‘kopvoddentaks’, mensen ‘in elkaar slaan’, ‘pleur op’) en komen ook nog authentiek over.
Dat kan alleen dankzij een cultuur die het gevoel heilig heeft verklaard; in vroeger tijden zou het uitermate zwak overkomen dat een leider zichzelf zo slecht in de hand heeft. Nu wedijveren politici - in het kielzog van het populisme - om de gunsten van de verwende kleuter en willen ze de burgers behagen die het hardst schreeuwen.
Een ander effect van de dominante invloed van het gevoel is dat ongemakkelijke waarheden over de gevolgen van ons graai- en snaaigedrag (denk aan klimaat, milieu en biodiversiteit) moeilijk doordringen tot ons brein. Vaak sluiten mensen zich af van onprettige informatie; ze klikken het weg of worden boos op de boodschapper. Rationeel zou zijn álle informatie over een onderwerp te vergaren, ook – juist – informatie die tegen je mening of je belangen indruist. Maar, in de woorden van de Engelse chirurg en filosoof Wilfred Trotter, ons brein ‘houdt net zo weinig van vreemde ideeën als het lichaam van vreemde eiwitten, en verzet zich ertegen met vergelijkbare energie’. Dat verzet tegen onwelgevallige feiten is een reactie op de onplezierige gevoelens die opkomen wanneer informatie je voorkeursconclusie tegenspreekt. Gevolg is dat je nooit iets nieuws leert.
In de politiek heeft het primaat van het gevoel geleid tot de opkomst van populistische leiders die appelleren aan wat de kleuter graag hoort – zoals dat klimaatverandering een hoax is: mooi, dan hoeven we onze leefwijze niet te veranderen. Dergelijke beweringen van Thierry Baudet vóelen voor velen waar, legde opiniepeiler Gijs Rademakers uit in EenVandaag. Ze voelen waar, want ze komen ons goed uit.
Naast weerstand tegen alles wat ongerief geeft of eenmaal verworven genoegens van ons ‘afpakt’ (goedkope vliegvakanties, kiloknallers) heeft de kleuter in ons ook emotionele weerstand tegen ‘betutteling’: niemand mag zich bemoeien met onze persoonlijke keuzes. Persoonlijke vrijheid is een steeds terugkerend argument tegen regels die collectieve en langetermijnbelangen beogen te beschermen tegen de hebberigheid van de kleuter. Maar juist door de dictatuur van het gevoel is die vrije keus veel beperkter dan we zelf beseffen. Sociaal psycholoog Roy Baumeister zei: ‘De meeste mensen denken dat ‘vrije wil’ betekent dat je kunt doen wat je wilt. Maar het is juist andersom: we gebruiken onze vrije wil om ons in te houden.’
Volg je je gevoel, dan zijn meestal de oerinstincten de baas – zoals bij alle dieren. Dieren waarvan we zeggen dat ze worden gestuurd door ‘domme instincten’. Wij hebben het vermogen daar bovenuit te stijgen, en als we dat benutten wordt onze blik ruimer en komen onze waarden in beeld – bijvoorbeeld compassie, rechtvaardigheid, eerlijkheid, duurzaamheid, respect, trouw en loyaliteit. Waarden hangen samen met wat voor mens we willen zijn, hoe we met elkaar en met de wereld willen omgaan. Zolang de regie ligt bij de kleuter, die is gericht op wat we willen hebben,krijgen onze waarden – gericht op wie we willen zijn – geen kans om richting te geven aan ons gedrag.
Zo beschouwd moet het volgen van het gevoel bij het maken van belangrijke keuzes worden afgeraden. Het gevoel als leidraad leidt immers tot keuzes die veelal irrationeel zijn: strijdig met beschikbare feiten, strijdig met onze waarden, niet goed voor onszelf op lange termijn en, in de politiek, niet goed voor de samenleving als geheel. Als samenleving zouden we gebaat zijn bij een terugkeer naar waarden uit de Verlichting. Dan zouden we meer gebruikmaken van de hogere hersenfuncties waarmee we ons als mens onderscheiden van andere dieren. We zouden meer kiezen voor de lange termijn in plaats van toe te geven aan de verwende kleuter die geen afstand wil doen van verworvenheden, en begint te krijsen zodra er maar wordt gewézen naar zijn privileges.
Bedenk dat we het hebben over een soort die zichzelf een uitzonderlijk vermogen tot rationele en morele keuzes toedicht – en terecht: we zijn heel goed in staat de lange termijn en het grotere geheel mee te wegen. Maar we dóen het vaak niet. Persoonlijke kortetermijnbelangen wegen zwaarder en dan komt het goed uit dat ons ‘recht op geluk’ breed geaccepteerd is en niemand dat egoïsme afkeurt. De mens is een kuddedier. Als anderen niet het roer omgooien om klimaat en biodiversiteit te redden, dan hoeft dat blijkbaar niet. Onze minister-president bevestigt dat: ‘het leven moet wel leuk moet blijven’ en we moeten ‘niet voorop lopen’ met klimaatdoelen. In weerwil van het enorme belang dat we hechten aan onze persoonlijke keuzevrijheid, worden onze keuzes in feite sterk beïnvloed door wat gangbaar is en wat anderen zeggen en doen. Zo is een samenzwering van onbenulligheid ontstaan. Impliciet, ook door te zwijgen over ongemakkelijke feiten, vertellen we elkaar dat onze genoegens en pleziertjes geen probleem zijn.
Mijn stelling is niet dat 'het verstand moet winnen van het gevoel' en ook niet dat we onze gevoelens moeten onderdrukken. Integendeel. Een beperkte focus op hedonistische belangen vanuit een materialistisch ‘hebben is houden’-motto gaat juist ten koste van de verdieping van het gevoelsleven. Het kunnen verdragen van ongemak en negatieve gevoelens, je verlies kunnen nemen, jezelf beheersen in plaats van elk ongenoegen ongecensureerd ‘eruit te gooien’, het zijn cruciale kenmerken van een volwassen, goed ontwikkeld gevoelsleven. De emotionele incontinentie in onze samenleving illustreert vooral kinderlijkheid. We zouden allemaal gebaat zijn bij meer oefening op dit belangrijke aspect van emotionele intelligentie, om tot een meer ruimhartige, beschouwende houding te komen. Dat is voor de medemens prettiger, maar uiteindelijk ook voor onszelf: het geeft werkelijke keuzevrijheid en het vermogen een meer geïnspireerde, creatieve wending te geven aan dingen die ons niet bevallen.
Dit artikel van Roos Vonk verscheen in De Volkskrant op 18 mei 2019: Vaar niet blind op je gevoel