Wat zou het mooi zijn: een samenleving waarin we ieder mens zien als uniek individu, zonder vooroordelen; niet als lid van de groep waar iemand toevallig bij hoort, maar als medemens. Wat waren velen het uit de grond van hun hart eens met Arnon Grunberg, toen hij bij de Nationale Dodenherdenking Primo Levi aanhaalde: „Ik kan niet begrijpen, niet verdragen dat men een mens beoordeelt niet naar wat hij is, maar naar de groep waar hij toevallig toe behoort.”
Toch zal het nooit gebeuren. Zelfs al zouden we willen, we kunnen het niet. Alles wat we waarnemen wordt door ons brein gecategoriseerd: voedsel, meubilair, muziek, dieren. En mensen. Categorieën ordenen onze waarnemingen, geven betekenis. Ook Grunberg gebruikt ze, bijvoorbeeld in zijn tweet: „De zes miljoen vermoorde Joden waren slachtoffer van witte, Christelijke Europeanen. Mensen zoals u.”
Een categorie-label (‘bèta-student’, ‘Brabander’, ‘boekhouder’, ‘NRC-lezer’) helpt een persoon te plaatsen en maakt ook onze aandacht vrij voor andere taken. Deelnemers aan een onderzoek die een label kregen bij een reeks beschrijvingen van een persoon, bleken beter te scoren op een andere taak die ze tegelijkertijd moesten uitvoeren dan degenen die zonder dit label naar de persoon keken – de indrukvorming kostte hun meer aandacht.
De keerzijde: categorieën simplificeren de wereld. We zien de onderlinge verschillen binnen een categorie als kleiner dan ze feitelijk zijn. En we vullen ontbrekende informatie in op basis van stereotypen. Zo hebben veel vrouwelijke hoogleraren wel eens post ontvangen voor „de heer…”. De verzender neemt aan dat een hoogleraar wel een man zal zijn.
Het categoriseren en stereotyperen verloopt automatisch: snel, moeiteloos, onbewust, dus zonder het zelf te beseffen. Dat betekent dat we allemaal – ook mensen die dat ongewenst vinden – af en toe gedachteloos kenmerken aan een persoon toeschrijven, puur en alleen op grond van diens categorie. Het lijkt voor onszelf alsof onze indrukken gebaseerd zijn op informatie over een persoon, maar ongemerkt wordt alles gekleurd door stereotypen.
Als je bijvoorbeeld leest dat de nonnen klaagden over de drank op het feest, neem je aan dat er te veel gedronken werd. Maar zijn het studenten die klaagden over de drank, dan denk je eerder aan te wéinig drank. Wordt een politicus agressief genoemd, dan denk je waarschijnlijk aan verbale agressie: anderen onderbreken, snel kwaad worden, scherpe woorden gebruiken. Bij een voetbalsupporter die agressief is, denk je eerder aan fysieke agressie. Zou iemand dan opperen dat je stereotypeert, dan denk je in alle oprechtheid: Echt niet, er werd toch zeker gezégd dat ’ie agressief was. Niemand hoort ooit in het brein een belletje rinkelen dat zegt: pas op, nu ben je zelf aan het invullen.
We kúnnen het wel: mensen als individu bekijken, op basis van hun persoonlijke eigenschappen en gedragingen. De beoordeling van een persoon is dan gebaseerd op alle stukjes informatie die we combineren tot een uniek totaalbeeld. Dat vergt meer aandacht. We moeten gevolgtrekkingen maken over de betekenis van iemands gedrag, soms nadenken over de oorzaken van het gedrag en alles integreren tot een samenhangende indruk.
Bijvoorbeeld: ik hoor op de radio een FNV-vrouw in wanhoop over het gebrek aan beschermingsmiddelen voor zorgpersoneel. Ik overweeg: Heeft ze gelijk, is de minister aan het klungelen? Of is ze een paniekerig type? Of overdrijft ze omdat ze iets voor elkaar wil krijgen? Ze maakt zich druk, ze leeft mee met de zorgmedewerkers en is zwaar gefrustreerd (mijn gevolgtrekkingen). Ze lijkt de feiten goed te kennen, haar toon is kalm en beheerst, ze houdt haar emotie goed in bedwang (nog meer gevolgtrekkingen). Ik verbind mijn gevolgtrekkingen aan elkaar: ze is betrokken. Zo ontstaat een heel ander beeld dan als ik categorieën en daaraan gekoppelde associaties zou gebruiken, bijvoorbeeld vrouw (emotioneel) of vakbond (fanatiek).
Ik had tijd voor mijn overdenkingen: ik zat in de auto en had niets anders te doen. Onderzoek wijst erop dat we anderen alleen als uniek individu bekijken wanneer het kan(als we voldoende cognitieve capaciteit hebben, dus bijvoorbeeld niet tegelijkertijd met iets anders bezig zijn) en we het willen (gemotiveerd zijn om tot een realistisch en compleet beeld te komen, bijvoorbeeld wanneer we van iemand afhankelijk zijn, zoals een leidinggevende).
In het dagelijks leven is dit ondoenlijk bij iedere persoon die ons pad kruist – de bakker, pakketbezorger, medepassagier in de trein – en maken we gebruik van quick-and-dirty-verwerking met behulp van categorieën. Stereotypen worden in ons brein brein direct en automatisch geactiveerd. Als we een bejaarde zien, worden eigenschappen als ‘vergeetachtig’ en ‘traag’ ge-triggered. Susan Fiske, stereotypen-onderzoeker aan Princeton, trad diverse malen op als getuige-deskundige in rechtszaken, onder meer tegen bedrijven die vrouwen benadeelden. Ze vertelde ooit dat ze wel eens nachtmerries had waarin de rechter haar vroeg: „Uw eigen onderzoek laat zien dat stereotypen automatisch worden geactiveerd. Moet ik iemand straffen voor iets waar hij geen controle over heeft?”
Het is onvermijdelijk dat categorieën ons beeld van een persoon beïnvloeden. Iemands etniciteit, leeftijd, sekse, uiterlijke kenmerken zien we als eerste en dat kleurt alle verdere informatie. Het is als het zout in de soep, het beïnvloedt de smaak van alle ingrediënten en je kunt het er niet meer uit halen.
Willen we die invloed reduceren, zoals Grunberg bepleitte, dan begint dat met het erkennen dát we categorieën en vooroordelen hanteren. Dit ontkennen heeft alleen maar tot gevolg dat onze stereotypen ondergronds een andere weg vinden. Dat helpt dus niet. Blij en tevreden zijn met zo’n speech ook niet: dat vind ik nou ook, mensen moeten stoppen met die vooroordelen. Want wie zijn die mensen? „Witte Christenen”, PVV’ers, FVD’ers? Hup, daar zijn de categorieën en vooroordelen alweer. Zeg daarom niet „Als ze het over Marokkanen hebben, dan hebben ze het over mij”, zoals Grunberg deed, maar: „Als we het hebben over mensen die in hokjes en vakjes en vooroordelen denken, dan hebben we het ook over mij.” Alleen met dat inzicht komen we verder.
Dit artikel van Roos Vonk verscheen in NRC, 22 mei 2020: Iederéén denkt in hokjes.