HOEZO ACCEPTEREN?

Het spanningsveld tussen mindfulness en activisme

Geregeld maak ik me boos als ik de krant lees. De loonkloof tussen de top en de werkvloer wordt steeds groter. Huishoudens betalen de meeste milieubelasting terwijl bedrijven het meest vervuilen. De veesector krijgt miljoenen subsidie om ‘marktverstoringen’ – de dalende vraag naar vlees en zuivel – te bestrijden. Tot zover de vrije markt. Bah! Hoe moeten we zo ooit een betere wereld krijgen? Dit kán toch niet?! Zo loop ik kwaad te ijsberen over wat ik ertegen kan doen. Niks natuurlijk.

Zen dan maar? Adem in, adem uit. Accepteren, ‘rusten in wat er is’. Maar daar wringt voor mij iets. Boosheid is een emotie die tot actie aanzet, een drive om dingen anders te maken dan ze zijn. Om niet mindful met open armen in het nu te zijn, maar iets te verbeteren. En daar is genoeg aanleiding toe in de wereld. Laten we vooral niet in het moment zijn, vindt journaliste Ruth Whippman. In een opiniestuk bekritiseerde ze de populaire ‘neo-liberale’ kijk op geluk: alsof je je eigen geluk kunt maken en het dus aan jezelf te wijten hebt als je je rot voelt. De meeste mensen die mindfulness propageren om gelukkig te worden, hebben bevoorrechte levens waarin het hier en nu een stuk prettiger is dan als je arm bent of wordt uitgebuit. Met een luxe leven is het nogal arrogant om de reële problemen van anderen om te dopen tot ‘problematische gedachten’.

Nu is dit deels een misverstand over mindfulness en een boeddhistische levenshouding. Dat betekent namelijk niet dat je alles op z’n beloop laat. Juist als je in contact bent met ‘wat er is’, kun je ook meer geraakt worden en de pijn over onrecht, uitbuiting en het verlies van onze aarde sterker ervaren. Het kan juist je betrokkenheid vergroten. Acceptatie betekent ook niet dat je omstandigheden accepteert die niet deugen: je accepteert de gevoelens die je daarover hebt, zoals je boosheid. In die zin is mindfulness nuttig voor idealisten, want het helpt om de emotie ‘bij jezelf te houden’, te verdragen, te onderzoeken. Als je dat doet, zou je best eens veel effectiever kunnen worden, want dan kom je wellicht minder drammerig en oordelend over.

Maar ook dan heb je evengoed de drang nodig om ‘dat wat er is’ te veranderen, doordat je oog hebt voor wat er beter kan. Voor hoe het niet is, maar wel kan wórden. Mensen hebben het bijzondere vermogen zich een voorstelling te maken van een andere, betere werkelijkheid. Daarmee kunnen we heel veel – als individu, maar ook als groep en als soort: we kunnen er de wereld mee veranderen en beter achterlaten voor volgende generaties dan we nu aan het doen zijn.

Het idee dat je innerlijke vrede en geluk kunt vinden door mindful en accepterend in het nu te zijn, is gericht op persoonlijk geluk. Dat heeft in mijn ogen vaak iets oppervlakkigs, in tegenstelling tot je inzetten voor een betere wereld. Dat laatste maakt lang niet altijd gelukkig. Je komt juist extra veel ellende tegen, dingen die je helemáál niet wilt accepteren, tegenslag die je wilt overwinnen. Maar het maakt je leven wel rijker en betekenisvoller.

 

Deze column van Roos Vonk verscheen eerder in Psychologie Magazine.