Als het gaat om winnen en hogerop komen houden vrouwen niet van competitie, maar in hun sociale en collegiale relaties met andere vrouwen zijn ze des te strijdlustiger. Hiermee creëren vrouwen een ‘worst of both worlds’, betoogt Roos Vonk.
Een paar jaar geleden gaf ik weleens lezingen voor vrouwelijke leidinggevenden. Met vrouwen onder elkaar was dat meestal heel leuk, maar soms juist helemaal níet: dan ontstond er een sfeer van kritiek, elkaar vliegen afvangen, het beter weten (“Dat onderzoek had natuurlijk anders gedaan moet worden”) en vervolgens weer elkaar daarop aanspreken (“Ik vind dat de sfeer nu door een paar individuen bepaald wordt”).
Vergeleken met mijn lezingen voor managers (overwegend mannen) is mijn indruk dat de mannen in het algemeen wat meer ontspannen en gemoedelijk zijn, makkelijker ergens overheen stappen en anderen meer gunnen. Dat zal op de werkvloer misschien lang niet altijd opgaan, maar veelzeggend is misschien toch de vraag die ik kreeg van een mannelijke leidinggevende: “Kun je niet eens lezingen houden over leidinggeven áán vrouwen? Hoe je met die onderlinge nijd en intriges omgaat? Als de vrouwen ’s morgens elkaar héél vriendelijk groeten, met een lief hoog stemmetje, dan weet ik al: er gaat een bom barsten, we krijgen stront.”
Misschien zijn vrouwen tegen elkaar vaak wat vinniger en haatdragender, terwijl mannen hun irritaties lekker oppervlakkig wegspoelen met een gezamenlijk biertje. Terwijl mannen elkaar in netwerken vooruit helpen, blijkt uit onderzoek dat vrouwen minder vaak coalities sluiten. Niet alleen op het werk; ook daarbuiten spannen ze vaak alleen samen om te roddelen over een andere vrouw. Vrouwen smeden een band met elkaar door kritisch de kleding of het overtollig vet van een derde vrouw te bespreken zodra die weg is. Moeders hakken elkaar de pan in over wel of niet werken: werkende moeders vinden huismoeders slechte rolmodellen, huismoeders praten werkende moeders een schuldcomplex aan. In relaties kennen we de bijna spreekwoordelijke vijandige verhouding van vrouwen met hun schoonmoeder; en vrouwen wier partner overspel pleegt, worden eerder boos op de minnares dan op de man.
Dit gebrek aan onderlinge solidariteit wordt versterkt door het feit dat mannen vaak slappe zakken zijn. Echtgenote en schoonmoeder bestrijden elkaar omdat de mán zich niet uitspreekt. Als hij gewoon zou zeggen hoe hij het wil, met wie hij het eens is, bij wie hij met kerstmis wil zijn en wat hij het liefste lust, dan konden de vrouwen onderling de strijdbijl begraven. Maar mannen willen altijd de kool en de geit sparen. Ze willen al hun opties openhouden, en dat doe je het beste door je niet uit te spreken. En de vrouwen, die doen wel heel stoer en strijdlustig, maar ondertussen richten ze hun boosheid vooral op elkaar en laten ze zo’n slapjanus van een man daarmee wegkomen.
Ik heb een man gekend die op deze manier een complete harem wist te onderhouden. De vrouwen die het bestaan van mededingsters ontdekten, gingen bij de man vragen stellen, waarop hij hen geruststelde dat die andere vrouw er helemaal niet toe deed; dat ze minder slim, sexy, relaxed, ruimdenkend of spannend was – net wat ze wilden horen, waar ze zelf goed in waren en die ander tot hun vreugde niet. Dan was het weer even goed. Als die vrouwen meer aan female bonding hadden gedaan en bij elkáár te rade waren gegaan, in plaats van zich gerust te stellen met de minpunten van de ander, hadden ze het bedrog meteen ontdekt.
Onlangs werden in een onderzoek Amerikaanse studenten onder de loep genomen, die vaak samen met een seksegenoot op een studentenkamer wonen: een fijne snelkookpan als er wrijving is. En inderdaad bleek dat meisjes vaker dan jongens een conflict hadden, ontevredener waren, zich meer stoorden aan hun roommate, en ook vaker van roommate wisselden, ongeacht of deze zelf gekozen was of toegewezen. Kennelijk is de verdraagzaamheid onder vrouwen onderling wat lager.
Als je het zo beziet, zou je zeggen dat mannen vaak conflictvermijders zijn en vrouwen meer strijdlust hebben. Tegelijkertijd blijken vrouwen zich juist helemaal niet op hun gemak voelen in competitieve situaties. Mannen vinden wedstrijdjes leuker en ze doen beter hun best om te winnen. Op allerlei terreinen, van hardlopen tot puzzels oplossen, blijkt dat jongens en mannen extra goed presteren in competities, maar meisjes en vrouwen niet. In competities scoren mannen daardoor beter dan wanneer ze op basis van individuele prestaties beloond worden. Moeten vrouwen wedijveren, dan gaan ze juist slechter presteren en hebben ze er minder lol in. Vrouwen geven zich ook minder snel op voor wedstrijden en haken sneller af wanneer de werksfeer competitief wordt.
In een recent Brits onderzoek speelden deelnemers via de computer een wedstrijd met meerdere rondes. In iedere ronde speelden ze tegen een tegenstander om een grote of kleine geldprijs. Overall waren de prestaties van vrouwen slechter dan van mannen, en dit bleek overwegend te komen door hun reacties op het winnen en verliezen. Het winnen van kleine bedragen werkte voor zowel mannen als vrouwen motiverend: het zorgde ervoor dat ze zich in de daarop volgende rondes nog meer inzetten. Kleine en grote verliezen waren voor vrouwen sterk demotiverend en leidden ertoe dat hun prestaties in de volgende rondes sterk omlaag gingen; bij mannen gebeurde dit alleen als ze een grote geldprijs verloren aan de tegenstander. De onderzoekers vermoeden dat mannen puur balen van het mislopen van de prijs, terwijl vrouwen het verlies meer koppelen aan hun zelfvertrouwen. Bovendien leidde ook het wínnen van grote bedragen tot verminderde inzet bij vrouwen, vermoedelijk door het gevoel van ongelijkheid. Ook ander onderzoek laat zien dat vrouwen weerstand hebben tegen ‘voor liggen’ (aheadness aversion).
Al met al lijkt competitie voor vrouwen meer stress en negatieve gevoelens te veroorzaken. Ze houden niet van verliezen, want dat betrekken ze op hun gevoel van eigenwaarde; en ze houden ook niet van winnen, want dat maakt de relatie scheef en ongelijkwaardig.
Mannen daarentegen krijgen juist een kick van winnen. Dit hangt samen met een hogere testosteronspiegel: testosteron speelt een cruciale rol bij de de ‘drive’ om te willen winnen en daarmee de statusladder te beklimmen. Als mensen met veel testosteron winnen, veroorzaakt dat een lekker gevoel en een behoefte om de taak waarmee ze hebben gescoord opnieuw op te zoeken. Door taken waarop ze succesvol zijn te blijven benaderen en andere taken aktief te vermijden, beklimmen deze mensen de carrièreladder. Bij mensen met weinig testosteron (vaker vrouwen) blijkt het juist omgekeerd te zijn: zij vertonen meer tekenen van stress als ze winnen – kennelijk ongemakkelijk met hun verworven positie – en het winnen of verliezen heeft geen invloed op hun voorkeur voor de taak.
De weerstand van vrouwen tegen competitie en ‘voor liggen’ hangt samen met de behoefte om op basis van gelijkwaardigheid met anderen omgaan. Vrouwen raken niet extra gemotiveerd om door te pakken als ze een ander verslaan en krijgen er geen kick van – integendeel, ze vinden het ongemakkelijk en raken er gespannen van. Ook bij vrouwen die een leidinggevende functie krijgen, is het mij vaak opgevallen dat ze graag “one of the girls” willen blijven en dat ze weerstand hebben om positie in te nemen (“Wie ben ik om die mensen te vertellen hoe ze hun werk moeten doen”). Vrouwen richten zich veel meer op de horizontale, gelijkwaardige dimensie van het sociale verkeer – verbinding, erbij horen – dan op de verticale – wie is wie de baas. Het hogerop komen en winnen geeft hen het gevoel dat ze de verbinding verliezen, niet meer ‘samen’ zijn, er niet meer bij horen.
Niet alleen in het persoonlijke leven, maar ook in werksituaties heeft die relatie-gerichtheid grote voordelen. Het geeft een meer proces-gerichte houding die met name gunstig is als het gaat om vernieuwing, persoonlijke ontwikkeling, openheid, samenwerking en van elkaar leren. In de tabel staan enkele trefwoorden bij een overwegend resultaatgerichte (‘mannelijke’) versus procesgerichte (‘vrouwelijke’) houding.
resultaat-gericht | proces-gericht |
competitie | samenwerking |
laten zien wat je kunt, doorgaan met wat je goed doet | iets nieuws proberen |
motivatie: beter dan anderen, winnen | motivatie: jezelf verbeteren, zelfontwikkeling |
jezelf vergelijken met mensen die het minder goed doen: goed voor je ego | jezelf vergelijken met mensen die het beter doen: om van hen te leren |
wantrouwen | uitwisseling |
fouten wegmoffelen | fouten bespreken |
Mede door dit soort verschillen zou een meer procesgerichtbenadering in de top van bedrijven grote voordelen hebben. Maar het probleem is nu juist dat mensen met weinig testosteron – en de daarmee gepaard gaande weerstand tegen competitie en ‘voor liggen’ – eerder kiezen voor beroepen en settings waar die vechtlust minder belangrijk is. Wanneer ze opklimmen en de werksituatie competitiever wordt, zeggen ze eerder: “Toedeloe, ik kan mijn tijd wel leuker besteden”.
Als er eenmaal een kritische massa vrouwen aan de top is, zou dit kunnen veranderen. Gelet op de verschillen in de tabel, zou het alleen maar gunstig zijn wanneer bedrijven zich geleidelijk aanpassen aan de vrouwelijke benadering; wanneer oestrogeen de toon gaat zetten in plaats van testosteron. Maar het tegendeel geldt in het persoonlijke domein, op de horizontale dimensie, waar vrouwen vooral elkáár dwars zitten. Juist op dat terrein – dat algemeen wordt beschouwd als het terrein van de vrouw – zouden vrouwen een voorbeeld moeten nemen aan mannen; die oordelen minder hard en kunnen menselijke gebreken meer accepteren.
Wil je als vrouw meer bevredigende en langdurige vriendschappen en collegiale verhoudingen, dan is het devies simpel. Vraag je bij ergernissen en wrijving domweg af: wat zou ik doen als ik een man was? Wie weet leidt dat er ook toe dat we het spel van de macht luchthartiger meespelen, niet zo zwaar tillen aan scheefheid als we winnen, elkaar beter vooruit en omhoog helpen – en uiteindelijk massaal genoeg de top bereiken om een werkelijke cultuurverandering teweeg te brengen.
Roos Vonk is hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze schreef o.a. “Ego’s en andere ongemakken” (2009) en “Menselijke gebreken voor gevorderden” dat deze maand verschijnt.
Dit artikel verscheen in Opzij, juni 2011: Verwikkeld in de verkeerde ratrace.
pdf-versie (0,86 Mb)