Roos Vonk*
Tegenpolen trekken elkaar aan. Waar of niet waar? Iemand die niet op je lijkt is spannender, minder voorspelbaar. Je kunt elkaar goed aanvullen. Het gaat minder snel vervelen. Het lijkt logisch… Aan de andere kant zou het ook heel logisch kunnen zijn dat je goed overweg kunt met iemand die op je lijkt. Je hebt dezelfde waarden, dezelfde interesses, je begrijpt elkaar beter.
De conclusie van vele onderzoeken is: ‘birds of a feather flock together’. Mensen die op elkaar lijken voelen zich tot elkaar aangetrokken (sekse is in feite het enige kenmerk waarvoor geldt dat tegenpolen op elkaar vallen), bouwen makkelijker vriendschappen op en nemen elkaar vaker aan voor banen.
Voor vrijwel alle menselijk gedrag geldt dat twee heel tegengestelde onderzoeksresultaten allebei begrijpelijk kunnen zijn. Iemand die zenuwachtig beweegt is waarschijnlijk niet eerlijk, denken we, maar als blijkt dat leugenaars hun spanning juist in toom houden en daardoor mínder bewegen, is dat ook heel logisch. Als je kwaad bent kun je dat afreageren op een boksbal, is de gedachte, maar als blijkt dat je daardoor jezelf opfokt en nog kwader wordt, hadden we dat zelf eigenlijk ook wel kunnen bedenken.
Omdat onderzoeksresultaten vaak zo logisch en verklaarbaar lijken, kun je de indruk krijgen dat je het allang wist. Het gebeurt mij dan ook regelmatig dat ik iets schrijf over onderzoek en er iemand zegt: 'Duh, dat wist ik allang. Moest je daar professor voor worden?' Dat hangt samen met een menselijke zwakte, genoemd hindsight bias: wijsheid achteraf. Als een stel uit elkaar gaat, zegt de omgeving bijvoorbeeld vaak dat men ‘het al dacht’; ze waren te verschillend, of juist ze leken teveel op elkaar, of gewoon ‘ik vóelde het’.
Wanneer we eenmaal de uitkomst van iets weten, proberen we die te begrijpen en bedenken we verklaringen. Die verklaringen worden vervolgens toegankelijk in ons brein, waardoor het resultaat volstrekt voorspelbaar of zelfs onvermijdelijk lijkt. Zo komen er bij iedere ramp – balkons die van een gebouw vallen, ongelukken met veerboten met teveel passagiers of instortende tunnels in de Alpen – deskundigen op de proppen die ‘altijd al dachten dat het niet goed kon gaan’.
Het probleem is dat we achteraf, met de kennis die we dan hebben, ons niet meer goed kunnen voorstellen hoe we er vooraf tegenaan keken. Als in al deze gevallen vooraf aan mensen gevraagd was hoe waarschijnlijk ze de gebeurtenis vonden, dan zie je dat wijsheid vóóraf een stuk minder vaak voorkomt. Dat bleek vele jaren geleden na een ramp met de kerncentrale in Tsjernobyl. Mijn collega Bas Verplanken was vlak daarvoor gestart met een onderzoek naar risicoschattingen waarin hij onder meer had gevraagd naar de kans op deze ramp. Toen het eenmaal gebeurd was, vroeg hij het weer aan dezelfde mensen, en hij vroeg ook hoe ze de kans voorheen hadden ingeschat. De respondenten bleken flink te overschatten hoe waarschijnlijk ze de ramp vooraf hadden gevonden.
Denk je dus “Ik wist het wel” als je mijn columns leest, vraag je dan altijd af of dat wijsheid achteraf kan zijn. Natuurlijk, deskundigen in de media poneren vaak evidente common sense als een belangrijke ontdekking, dat geef ik toe. Maar zelf doe ik dat natuurlijk nóóit!
* Deze column is eerder verschenen in Intermediair en staat tevens in Menselijke gebreken voor gevorderden, Scriptum 2011.